Vroeger was Spanje overzichtelijk. In de tijd van mijn grootouders maakten ze er sherry, wat toen nog terecht bekendstond als een eerbiedwaardige drank. In de tijd van mij ouders maakten ze er sangria. Drinken met lang haar en psychedische gewaden. Toen kwam rioja-met-hout. En nu blijkt er ineens veel meer Spanje te zijn. Talloze wijngebiedjes waar de wijn voorheen zomaar door de plaatselijke bevolking kon worden opgezopen, worden nu opgesto- ten in de vaart der volkeren. Dat lukt nog niet overal, maar Toro krijgt toch een zesde van een van de bijna 1000 pagina’s van the Oxford Companion to Wine toebedeeld. Daar lezen we waar ’t ligt in Castilla y León, u weet wel (Noordwest-Spanje) en dat de druif overzichtelijk tinta de toro, de rode van Toro heet. Het blijkt een alias van tempranillo, die hier rijp genoeg kan worden om 16 procent alcohol te geven. Dat ruige rood verdoofde vroeger het arbeidersproletariaat, al waren de wijnen van Toro in de Middeleeuwen beroemd, net zoals elke wijn dat ooit wel eens min of meer ergens is geweest. Met moderne kennis en techniek heeft men de tinta weten te dwingen tot basis voor een wijn vol donker kersen- fruit met wat cacaotannines, oftewel een meer dan prima stoere slobber voor een kameraadschappelijke prijs.

Nicolaas Klei - Wijnwijs van A tot Z