Ooit ben ik er geweest, in Californië. Dat is veels te ver weg, maar aanvliegend hetzelfde uitzicht te hebben op de Golden Gate Bridge als de schurk van A View to a Kill, dat is wel wat waard. En ook verder ziet San Francisco er net uit als in al die films. Daarna moesten we helaas het achterland in, waar ze heel dure wijnen maken en een Zwitserse medereizigster aan iedere producent uitlegde dat alcohol van de duivel was terwijl een Zweedse collega overal dwars door alle wijnuitleg heen vroeg waar je hier houten pleebrillen kon bemachtigen. Ja, dat weet wat, zo’n internationale persreis. Gelukkig bleef ik m’n normale zelf, voor zover dat mogelijk is, zonder een week lang iets te drinken, want het was allemaal niet te zuipen, zo gewichtigdoenerig gestookt van pretenties, vuurwater en Oisterwijks meubilair.
In 1769 besloten de Spaanse autoriteiten in Mexico dat het de moeite waard was om het onontgonnen kustgebied Alta California te koloniseren. De eerste kolonisten nestelden zich in het uiterste zuiden van Californië. In de jaren daarop trokken steeds nieuwe groepen langzaam noordwaarts. Het waren soldaten, maar ook burgers en, voor het zielenheil, de kerk.
Priesters hebben wijn nodig, al was het maar voor de mis. In de beginjaren kwam de miswijn nog uit Mexico, maar naarmate men verder trok, werd het lastiger om de priesters van wijn te voorzien. De franciscaner priesters besloten zelf wijngaarden aan te planten.
De druivensoort in die eerste wijngaarden in Californië heette heel toepasselijk de mission. Deze missionaris gaf helaas niet heel bijzondere wijn. In de loop van de negentiende eeuw raakte Californië dichter bevolkt en werd het de moeite waard om op commerciële schaal wijngaarden aan te planten.
Daarmee kwamen ook experimenten met allerhande druivensoorten van de grond. Aangezien de diverse druivensoorten in die tijd nog lang niet zo nauwkeurig omschreven waren als tegenwoordig, was het niet altijd even duidelijk welke druivenstekjes men uit Europa had meegekregen. Bovendien was het land nog nieuw en onbekend, en zodoende was er geen sprake van om uit te zoeken wat het beste terroir voor elke druivensoort was. Al experimenterend leerde men – of niet, want het was meestal belangrijker dát er wijn was dan dat daarin de subtiliteiten van terroir en druivensoorten tot uiting kwamen.
Vanaf 1880 vond de verwoesting van de wijngaarden door druifluis phylloxera plaats. De drooglegging, het verbod op alcoholische dranken van 1920 tot 1933, was een volgende klap voor de Californische wijnindustrie. Pas vanaf 1970 begon de productie enthousiast te groeien. Enthousiasme van de producenten en groeiende interesse van het Amerikaanse publiek zorgden ervoor dat kwantiteit en kwaliteit stegen. Toen verschillende Californische cabernet sauvignons in geruchtmakende proeverijen prestigieuze bordeauxs ‘versloegen’, stond Californische wijn definitief op de kaart.
De meest geliefde druivensoorten werden cabernet sauvignon – om een eigen ‘rode Bordeaux’ te maken – en chardonnay: om een eigen ‘witte Bourgogne’ te maken. Vanaf 1970 groeide het aantal wijngaarden met deze twee wereldberoemde druivenrassen dan ook explosief. Het probleem was echter dat men nog steeds weinig aandacht had voor klimaat en terroir. Een groot deel van Californië is veel te warm voor cabernet sauvignon en chardonnay. De wijnen waren dan ook zwaar en alcoholisch. Aangezien het publiek echter dol was op stevige wijnen, verkochten deze geweldenaars goed.
De laatste jaren echter streven steeds meer Californiërs naar wijnen met finesse en een eigen karakter. Geen anonieme blockbusters, the bigger the better, maar wijnen die meer het Franse ideaal benaderen. Men beseft dat wijn in de wijngaard wordt gemaakt en dat de techniek in de wijnkelder op de tweede plaats komt.
Dat heeft verschillende gevolgen. Vooruitstrevende producenten zijn druk bezig om met de modernste technieken hun wijngaarden in kaart te brengen, om hun terroir te ontdekken. En aangezien dat terroir niet tot uiting komt in de wijn wanneer de wijngaard vergeven is van de kunstmest en bestrijdingsmiddelen, worden de wijngaarden biologisch bewerkt. Iets, overigens, wat in deze tijd van aandacht voor gezond en natuurlijk leven ook goed verkoopt. Diverse wineries bestrijden onkruid door het zaaien van klaver in de wijngaard, terwijl de ‘bad bugs’, het ongedierte dat het op de wijnranken heeft voorzien, te grazen worden genomen door lieveheersbeestjes en andere ‘good bugs’.
En men kijkt met nieuwe ogen naar de druivensoorten.
Rhône Rangers werden de producenten genoemd die begonnen met het aanplanten van syrah. Inmiddels heeft iedere ambitieuze winery diverse proefveldjes met syrah, mourvèdre, grenache, viognier en andere Zuid-Franse druivensoorten die stuk voor stuk veel geschikter zijn voor het Californische klimaat dan cabernet en chardonnay.
En wie helemaal bij wil zijn zoekt het in Italië, zie zinfandel. Deze oude, sinds lang ingeburgerde kolonist krijgt sinds kort gezelschap van landgenoten. Flessen sangiovese, barbera en nebbiolo zijn nog zeldzaam, maar hun aantal groeit snel. Er gaan de komende jaren heel spannende dingen gebeuren in Californië. Jammer dat veel van die potentieel spannende wijnen worden weggetimmerd achter nieuw hout, dat de meeste wijnen zo schofterig duur zijn, en dat Californië net zomin als de rest van de nieuwe wereld het plezier heeft ontdekt van een hele goede, puur natuurlijke, zuivere simpele vriendenwijn.