Appellation in Galicië, Noordwest-Spanje, berucht om z’n regen, beroemd om z’n Albariñowijn. Je ziet daar veel zondaars lopen, onderweg naar Santiago de Compostela. Ze zijn verpakt in poncho’s of torsen regenschermen, want het kan er oudtestamentisch plenzen. In de wijngaarden groeit druif albariño. Er wordt wel verteld dat albariño oorspronkelijk Duits is, want letterlijk vertaald heet hij ‘witte van de Rijn’. Duitse monniken zouden ’m in de twaalfde eeuw naar Spanje hebben gebracht. Maar dat is kul, zeggen de druivenprofessoren, albariño komt van de overkant van de Minho/Miño, de grensrivier tussen Galicië en Noord-Portugal. Daar heet hij Alvarinho. De albariñowijnen van Rías Baixas zijn vaak veel duurder dan ze lekker zijn, maar een echt goede geurt naar groentejuwelierfruit en die veel te weelderige boeketten die je in overspelige toestand kocht, waardoor je nu door de regen sjokt. In Galicië spreekt men galego, dat klinkt als gaelic. Dit is Keltenland, compleet anders dan de rest van Spanje. Dat geldt ook voor de wijn.