Samuel Pepys, werkzaam bij de Engelse marine, schrijft op 10 april 1663 in zijn dagboek dat hij die dag in de Royal Oak Tavern in Lumbard Street Haut-Brion heeft gedronken. ‘And here I drank a sort of French wine called Ho Bryan, that had a good and most particular taste that I never met with.’

Haut-Brion is nog steeds een grootheid; Premier grand cru classé de bordeaux, sinds 1855. De eigenaar was in Pepys’ tijd de familie Pontac. Arnaud de Pontac was de eerste die zijn wijn mo- dern ‘in de markt zette’. Bijna alle wijn ging toen tamelijk anoniem over de toonbank, hooguit werd de streeknaam vermeld. Pontac gaf z’n bordeaux daarentegen een duidelijke merknaam: pontac. Daarnaast kreeg z’n grote wijn, uit die wijngaard in de Graves, de eigen naam Haut-Brion. ‘Pontac’ werd een begrip, en de drie keer zo dure zeldzame Haut-Brion werd wijn die iedere snob moest hebben. In 1666 opende Pontac ook nog een exclusief restaurant in Londen. De tijden zijn niet zoveel veranderd.

Het was het begin van bordeaux als grote wijn. Wijn met een eigen naam en specifieke herkomst. Echt iets voor de Londense snobs, ook bij mensen dol op afkomst en stamboom. Nog steeds: als je indruk wil maken schenk je bordeaux, médoc, grand cru.

Bordeaux heeft veel naam. Amerikaanse miljonairs, geslaagde Japanners en Taiwanezen, Russische zakenlui en zelfs oprechte kenners met veel geld: allemaal pronken ze graag met een kelder vol grand cru de bordeaux. Wie wil laten zien dat hij of zij niet alleen veel geld maar ook smaak heeft, zegt dat met flessen.

Zodoende is bordeaux duur geworden. En veel van die prestigieuze bordeaux wordt niet gekocht om te drinken maar omdat het zo’n goede belegging is. Veel van de grands cru’s zien nooit een wijnglas van binnen. Ze verhuizen van veilingzaal naar veilingzaal, van kelder naar kelder, maar een kurkentrekker kennen ze alleen van horen zeggen. Uiteraard drijft dat de prijzen op. Je betaalt voor de naam, voor de nog nooit geopende kist met een dozijn beroemde flessen – want zo’n dichte ‘châteaukist’ levert meer op dan twaalf losse flessen.

Hoe heeft bordeaux het zo ver geschopt – of hoe is bordeaux zo ver afgezakt, kun je ook vragen. Daar zijn allerhande redenen voor, maar in ieder geval twee maken bordeaux interessanter dan z’n ook heel dure collega bourgogne. Er is veel meer bordeaux dan bourgogne, en je kunt het langer bewaren. Je moet het zelfs langer bewaren, volgens de kenners. Bordeaux is streng, statig, ontoegankelijk. Vandaar waarschijnlijk ook dat de Engelsen er zo dol op zijn. Mooi citaat: de hertog van Saint-Simon vertelt in zijn memoires dat Lodewijk xv eens vroeg of die wijnen van Bordeaux nu echt zo goed waren. ‘Och,’ zei de kenner, ‘niet zo goed als de Bordelais zelf zeggen, maar de geur is niet gek, en ze hebben een sombere, sinistere “beet” die niet onplezierig is.’

Nicolaas Klei - Wijnwijs van A tot Z