Nooit van gehoord, van Gaillac? Geen wonder, al bestaat de appellation zo’n tweeduizend jaar. De wijnen hebben het niet echt makkelijk gehad. Ook al hadden ze om de zoveel eeuwen een goede pers van diverse hoven en hoogwaardigheidsbekleders, de uitgekookte handelaren in Bordeaux waren ook toen al niet dol op concurrentie. Gaillac werd adergelaten om de toen dunne wijntjes van Bordeaux kracht en kleur genoeg te geven voor de oversteek naar Engeland, vanouds de belangrijkste afnemer – al in de tweede eeuw n.Chr. wordt melding gemaakt van een Engelse liefhebber op de wijnmarkt van bordeaux.
Dat de wijnen van Gaillac zelden onder eigen vlag overzee gingen, kwam doordat Bordeaux een machtige positie had, als belangrijke havenplaats. Alle wegen mochten dan naar Rome leiden, in Zuidwest-Frankrijk voeren alle rivieren naar Bordeaux. Bordeaux zelf produceerde minder en mindere wijn dan het achterland, het haut-pays, maar al die wijn uit het haut-pays kwam wel via de rivieren vanzelf in Bordeaux. En al dat riviertransport werd door Bordeaux belast met tol en andere nare heffingen. Zo werd er een belasting geheven per vat – en werd bijvoorbeeld Cahors tegelijkertijd verplicht tot het gebruik van kleine vaten, waardoor de belasting per liter onevenredig steeg. Ten slotte was er de maatregel die bepaalde dat ingevoerde wijnen Bordeaux pas na een bepaalde datum mochten verlaten – eerst 11 november, vanaf 1373 pas na Kerstmis. Dat gaf de Bordelais de tijd om vóór die tijd eerst hun eigen oogst aan overzeese klanten te verkopen.
En zulke bepalingen had Bordeaux wel nodig. De wijnen van de warme hellingen van de haut-pays waren namelijk een stuk beter dan de dunne bordeauxs. Door de machtige positie kon Bordeaux er dus voor zorgen dat kopers noodgedwongen met bordeauxs genoegen namen. Tegelijkertijd hadden de handelaren in Bordeaux ook nog de gelegenheid om zelf de stevigste Zuidwest-wijnen op te kopen om daarmee hun bordeauxs te versterken. Pas in 1776 bepaalde Lodewijk xvi dat alle Franse wijn vrij door Frankrijk mocht reizen, en werden privileges zoals die van Bordeaux opgeheven. Maar nog steeds is Bordeaux een stuk bekender dan de andere Zuidwest-wijnen.
Gaillac, waar we het hier over hebben, was de eerste wijngaard die de Romeinen plantten in Zuidwest-Frankrijk, en al in de eerste eeuw was het een in alle opzichten bloeiende streek. Ondanks de tegenwerking van Bordeaux was men fier op de authenticiteit van de wijnen. Gaillac stelde zelfs een soort oerappellation contrôlée in, die onder andere gebood slechts duivenpoep als mest te gebruiken – blijkbaar dachten ze dat dat goed was. Een haan was het keurmerk voor de als echt gemerkte vaten. Import van andere wijnen was verboden, om illegale vermenging te voorkomen – iets waar men in Bordeaux duidelijk minder problemen mee had.
In de negentiende eeuw kreeg Gaillac andere problemen dan buur Bordeaux. De spoorwegen brachten concurrentie: enorme hoeveelheden spotgoedkope wijn uit de Languedoc konden nu snel overal worden geleverd. De druifluis, zie phylloxera, die zich aan het eind van de eeuw door alle wijngaarden heen vrat, ging ook aan Gaillac niet voorbij. In de twintigste eeuw wisten eigenlijk alleen nog de plaatselijke bevolking en wat verdwaalde reizigers dat Gaillac bestond.
Maar de voorspelling voor deze eeuw is gunstiger. Wijnliefhebbers, moe en murw van steeds maar weer chardonnay en cabernet sauvignon, zullen de originele en spannende wijnen van Gaillac herontdekken.
In Gaillac spoken allerlei geheimzinnige druivensoorten rond. Mauzac, len de l’el, ondenc, fer, duras... Daarbij komt mauzac in zeven gedaanten voor: mauzac jaune, vert, côte de melon, gris, rose, roux en noir. De (rode) durasdruif maakt het de wijnkenner moeilijk door niets te maken te hebben met Côtes du Duras, ook een Zuidwest-appellation, waar druif duras volstrekt onbekend is. Er groeien ook bekendere druiven in Gaillac, maar je komt ze in de fles in ongekende combinaties tegen: rode cocktails van duras en fer met syrah, gamay en de cabernets.
Duijker beschreef de gaillacwijnen in 1983 welwillend als ‘boeiend’. Wat in wijnjargon net zoiets is als het diplomatieke ‘interessant, nog nooit zoiets geproefd’. Inmiddels is er hier en daar veel verbeterd. Dat is ter plaatse te proeven, bijvoorbeeld in het gezellige restaurant Vigne en Foule aan het dorpsplein van Gaillac, maar ook hier. Een enkele Nederlandse importeur met smaak heeft ontdekt hoe bijzonder die eigenwijze wijnen zijn.